Technische data

Inleiding

  Het Zonnestraalpaviljoen, is een eenvoudig balkvolume gelegen aan de rand van het Hasseltse stadspark. Samen met het Virga Jesseziekenhuis, de OCMW-administratie, het eerste rustoord en het dagzorgcentrum vormt het, als verzorgingstehuis, de Virga Jessecampus. Het paviljoen, in gebruik genomen in 1986, herbergt een zestigtal vooral zwaar-zorgbehoevende bejaarden. Toch wilden we bewust vertrekken van het begrip 'quality time' voor de bewoners, en zoveel mogelijk de klassieke 'hospitaal'-look (grijs, wit, blinkend, steriel) vermijden, om te komen tot een leefomgeving die het 'normale leven' ergens weerspiegelt, maar dan vanuit een bezonken, rustiger standpunt. Het werd een sober tuinpaviljoen met een discrete charme, die meer vanbinnen geleefd dan van buiten uitgestraald wordt. Het laag gebouw, kruipend tussen het groen, suggereert dat de architectuur niet vanuit het 'instituut' heeft gedacht, maar vanuit de eindgebruiker.   Alfredo De Gregorio: "Dit pavilioen is in haar functie vergelijkbaar met een jeugdherberg. Het heeft eenvoudige, compacte kamers, waar enkel 's nachts wordt geslapen, en dagruimtes, in dit geval de woonkamer, de verpleegbalie, de kineruimte, de ergozone en, in de zomer, het terras. Vandaar het belang dat we hechtten aan de gemeenschappelijke ruimtes voor recreatie, entertainment, bezoek, enz. Onze visie was dat ook dementerende bejaarden nog vormen van levenskwaliteit kunnen appreciëren en dat 'zorg' ook hier verder reikt dan de medische sfeer. De invalshoek was dan ook het paviljoen als luchtig hotel. Een plaats waar geleefd wordt, waar vanalles gebeurt, maar waar ook mensen komen en gaan."  

In de marge

  Wat denken anderen? In deze rubriek zouden wij graag ideeën en meningen over het project na realisatie opnemen. Deze meningen kunnen zowel van onszelf als van derden zijn: wandelaars, bezoekers, voorbijgangers,- naast freaks, critici, journalisten, punthoofden en fantasten. Het is altijd boeiend om na te gaan hoe de droom van bij de aanvang, er uiteindelijk uitziet, en hoe het project gepercipieerd wordt, eens het in gebruik is en overgeleverd wordt aan de aantasting ...   Van sterfhuis tot badstad   Johan Sanctorum: "Tot diep in de 20ste eeuw, en dus eigenlijk ook nog toen dit paviljoen werd opgetrokken, waren de 'bejaardenhomes' sterfhuizen. Dat heeft te maken met schizoïde cultuurpatronen. We laten onze hond op de sofa slapen, maar grootmoeder moet 'het gesticht' in. Ondanks alle eufemismen (bejaarden heten nu senioren, gehandicapten mindervaliden, enz.) en theorieën over de vergrijzing, blijven ouderdom en dood taboethema's. Het aspect van de 'bejaardeninstelling' bleef hangen tussen dat van ziekenhuis, inrichting en mortuarium. Een project realiseren zoals dit, begint dus met na te denken over oud worden in onze cultuur, de principes rond zorg en solidariteit daarrond, maar ook het feit dat onze overstresste en prestatiegerichte samenleving de neiging heeft om die solidariteit te delegeren naar 'professionele zorgverstrekkers'.   Klassieke 'ouderdomsgestichten' of zelfs nieuwere 'homes' stralen inderdaad een medische koelte uit, waar controle en efficiëntie de hoofdtoon voeren. Vandaar rechte, helverlichte gangen, overheersende witte schorten, zo min mogelijk drukte, bewoners die heel de dag op hun kamer vegeteren, en de receptie-balie als een soort panoptikon.   In dat opzicht kondigt het Zonnestraalpaviljoen een trendbreuk aan: een laag gebouw in geelbruine natuursteen, wat verderop in het park, kruipend tussen het groen, met binnenin grote 'belle-vues' waar bewoners elkaar rendez-vous geven, via de gangen die als straten van een kleine stad zijn geconcipieerd. Misschien zelfs een badstad, een oord dat ontspanning en onernst oproept ...   Men had er in de limiet nog van die ouderwetse straatlantaarns kunnen plaatsen, maar een en ander is wellicht op een veto gestuit van het verplegend personeel en de bouwheer of -dame. Ik heb inderdaad wel de indruk dat hier veel goede ideeën gesneuveld zijn. De gangen zijn nog te recht (gemakkelijk voor moeder-overste), al breekt een soort centraal transitorium de overzichtelijkheid. Toch wijst het concept al de weg naar actuele projecten zoals de ziekenhuissite in Leuven, waar een echte leefruimte als 'stad-in-de-stad' gecreëerd wordt.   De gemeenschapsruimtes van het paviljoen maken de individuele kamers kleiner en nodigen uit tot collectieve gebeurtenissen, roddels, soap. Doordat de ruimte een eigen ritme krijgt, maakt ze 'verhalen' los en dus geschiedenis mogelijk. Zelfs in een terminaal perspectief. Er ontstaat weer zoiets als 'tijd', en dat is zo vitaal als de ruimte zelf.